Gisteren organiseerde de Universiteit van Amsterdam een debatavond over digitaal lezen. Het thema was ‘het ebook, gevaar of uitdaging?’. Achteraf bleek de belangrijkste conclusie van de debaters dat het ebook vooralsnog beide niet is. Een echte doorbraak van digitaal lezen verwachten ze namelijk pas over vijf jaar.
Deelnemers aan het debat waren Paul Dijstelberge, docent boekgeschiedenis, Carel Peeters, criticus bij Vrij Nederland, Mizzi van der Pluijm, directeur van uitgeverij Contact en schrijver Hans Vervoort. De debatleiding was in handen van hoogleraar boekwetenschap Lisa Kuitert.
Kritisch
Kuitert begon met een korte inleiding op het digitaal lezen. Ze was kritisch over de succesverhalen die in de media rondgaan. Volgens haar wijzen de verkoopcijfers erop dat het ebook vooralsnog niet meer is dan een goed geregisseerde hype. Hierna kwamen de vier panelleden aan het woord. Dijstelberge trapte af met de boude stelling dat ereaders onzinapparaten zijn. Hij vond dat de schermen van de huidige ereaders, ondanks wat de fabrikanten beweren, er niet in slagen de leeservaring van papier te evenaren. Hij verwachtte daarbij dat er de komende vijf jaar geen apparaat zou komen dat de moeite van het aanschaffen waard zou zijn. Het standpunt van Carel Peeters was vergelijkbaar, hoewel hij zich meer richtte op de cultuur die er rond boeken bestaat. Hij zag niet in hoe de huidige boekcultuur met lezers, recensenten, auteurs en uitgeverijen ook in een digitale vorm zou kunnen bestaan. Daardoor zal het ebook volgens hem weinig meer status krijgen dan het audiobook. De ereader blijft hoogstens een leuke gadget voor de homo ludens.
Uitgever Mizzi van der Pluim ging min of meer in de lijn van haar voorgangers verder. Ze constateerde dat er in haar vakgebied een rellerig sfeertje heerste en dat ebooks en ereaders vooral een “jongensspeeltje” zijn. Volgens Van der Pluim vergeten die “jongens” dat er achter boeken een schrijver zit en dat uitgevers het beste in staat zijn de belangen van de schrijver te behartigen. Vanzelfsprekend zag ze dus niets in initiatieven van mensen als Leon de Winter, die zelf een platform aan het opzetten is waar schrijvers hun ebooks aan de man kunnen brengen. Ze zag voor zichzelf de taak om niet direct met de hype mee te gaan, maar samen met vakgenoten te onderzoeken hoe het ebook “een zachte landing” zou kunnen maken. Volgens haar heeft de uitgeverij daar nog minstens vijf jaar de tijd voor. Die tijd zouden ze moeten benutten om duidelijk te maken wat de rol van de uitgever is bij het maken van ebooks, hoe de rechten van schrijvers en uitgevers goed geregeld kunnen worden (“elektronische beschermconstructie”) en van wat voor soort boeken ebooks nou eigenlijk marktaandeel zouden kunnen afpakken.
Opmars
Schrijver Hans Vervoort was de enige die nog wat tegenwicht bood in de discussie. Hij stelde juist dat het ebook aan een enorme opmars bezig is. Het aantal titels stijgt, er worden steeds meer ebooks verkocht. De overwinning is echter nog niet helemaal in zicht. Volgens Vervoort zijn het de uitgevers die de doorbraak tegenhouden. Hij had zelf goede ervaringen met het lezen van een eInk-ereader en zag het elektronische papier als een revolutionaire ontwikkeling. Vervoort schetste een beeld van de toekomst. De boekhandels krijgen het zwaar, ze zullen zich met de uitgevers op andere soorten boeken moeten richten. Voor zowel gevestigde auteurs als debutanten biedt het ebook veel mogelijkheden. Hij ziet zelfs een mogelijke opleving van de literatuur: “de letteren zijn niet meer afhankelijk van de boekenbranche.” Nu is het namelijk zo dat boekhandels bepalen welk boek er in de etalage ligt. Met de opkomst van ebooks zie je juist weer belangstelling voor boeken die de boekenbranche nu nooit meer gestimuleerd zou hebben, zoals titels van Adama van Scheltema.
In de discussieronde bleek dat de deelnemers, ondanks hun eerdere stevige stellingname, toch vooral erg onzeker waren over de toekomst van digitaal lezen. Sommigen zagen in dat de boekcultuur zoals we die nu kennen dan wel kan verdwijnen, er komt als het goed is ook een andere voor terug. Ook over de vraag voor welke groep schrijvers een doorbraak van digitaal lezen goed zou zijn, verschilden de meningen. De boekhistoricus en de recensent verwachtten dat het ebook vooral het domein zal worden van pockets en bestsellers en niet van de ‘echte’ literatuur.
Onbekendheid
In de vragenronde kwam de relatieve onbekendheid van het in grote getale aanwezige publiek met ereaders en digitale boeken naar voren. Verschillende vragen gingen over wat je er nou eigenlijk mee kan. Ook zagen sommigen heel nieuwe mogelijkheden voor literaire genres. Het is daarbij vooral aan de uitgevers om te zorgen voor een goede infrastructuur voor ebooks om het digitale lezen te stimuleren.
Al met al was er in het ebookdebat een vrij kritische noot te horen over de huidige ontwikkelingen. Er bleek echter ook nogal veel onbekendheid met het fenomeen digitaal lezen en wat de huidige ontwikkelingen op het gebied van ereaders en ebooks zijn. Vaak baseerde men zich in de discussie op achterhaalde gegevens en eveneens sprak men zichzelf en elkaar nogal eens tegen. Zo werd er gesteld dat eInk-ereaders het vooral goed zouden doen bij bejaarden, omdat je de lettergrootte zo makkelijk kan instellen. Even later werd de ereader verbannen tot het domein van de gadgetfreaks en weer later was het vooral een kinderspeeltje. Na even met de iBooks App op de iPad te hebben geëxperimenteerd, zei Paul Dijstelberge: “het blijft speelgoed.”