Een curieuze roman, over een man die ontwaakt aan de rand van een bos, gewond, verward. Niets wetend strompelt hij een dorp binnen, ze gooien hem eruit. Een enorme vrouw raapt hem van de grond, neemt hem mee naar haar hut in de bossen. Zij spreekt een taal die al lang uitgestorven is, hij begrijpt niemand. Ze zijn gelukkig, toch. Maar boven in een boom, op een taak, schuilt een belager, een jaloerse dorpeling, die hen strak in de gaten houdt, terwijl hij broedt op een plan.